Ik begin steeds meer een aversie te krijgen tegen de z.g. geïndustrialiseerde vakanties met het vliegtuig naar een ver weg bestemming om daar op een eigen (ei)land te gaan zitten en alleen maar te gaan consumeren. Een vlieg-of vaarvakantie zul je ons dus ook niet snel zien maken. Liever trek ik erop uit en ga de natuur in of bezoek een museum of een culturele gelegenheid. Binnen ons gezin is dat best wel een kleine uitdaging omdat mijn beide kinderen v.w.b. hun algemene ontwikkeling erg verschillend zijn. Onze oudste Wouter heeft inmiddels zijn rijbewijs en zit in het laatste jaar van zijn niveau vier opleiding aan het ROC. Onze jongste daarentegen, is (cum laude) geslaagd voor het Gymnasium en gaat komend jaar studeren aan de technische universiteit. Het zou dus ook zomaar kunnen zijn dat onze jongste voor de laatste keer mee is geweest.
Onze vakantie begon op vrijdag 29 juli vroeg in de ochtend. De dag ervoor nog even snel de olie en remvloeistof van de E39 gewisseld omdat we op beide bestemmingen toch wel van de auto afhankelijk zijn. De eerste bestemming was Gerlos in het Zillertal. I.v.m. de afsluiting van de Ramede Talbrucke van de A45 bij Lüdenscheid reden wij via Kassel en Bamberg naar het zuiden. Mede daardoor werd München al vroeg gepasseerd zodat we het laatste stukje via de Tegernsee en Achensee naar het Zillertal konden rijden. Dat rijdt toch wat rustige dan de gebruikelijke route via de A8/A93 richting Oostenrijk. Bijkomend voordeel was dat ik ook geen AB-vignet hoefde te kopen.
In het Zillertal brachten we onze tijd met wandelen en het maken van wat kleinere bergtochtjes door. Niets spannend, maar daar zaten wel een aantal mooie tochtjes bij. De eerste dag reden we via de bekende Gerlos Bundesstrasse naar Krimml. De bekende watervallen daar was voor ons slechts onderdeel van het plan. Daar moesten we toch langs om bij het hoger gelegen Krimmler Achental te komen. Deze is onderdeel van de z.g. Hohe Tauern, een nationaal park waarin toerisme, veehouderij en natuurbeheer samen lijken te gaan. Je vindt daar geen massatoerisme; niet dat het er niet is maar deze massa blijft veelal in het eerste deel van de bekende waterval hangen.
Een andere bezienswaardigheid in het Zillertal is de Zillertaler Höhenstrasse. Deze tolweg loopt hoog boven het Zillertal en biedt een prachtig uitzicht over de Zillertaler Alpen incl. de Alpen hoofdkam vanaf Hintertux tot aan het Oost Tiroolse deel van de Hohe Tauern.
Een dag later zijn we naar de Schlegeis Stausee geweest. Deze kan je alleen via een eenrichting tolweg welke door de energiemaatschappij aldaar wordt beheerd bereiken en sterk aan de Staller Sattel doet denken. Wees er wel vroeg bij want de parkeercapaciteit is beperkt en vol is vol. Ben je te laat, dan heb je pech en kom je alleen met het OV naar boven. Dat werkt eigenlijk best wel goed, maar als je zoals wij naar de Olpererhutte wilt, moet je toch wel vroeg zijn omdat dit bijna zevenhonderd meter klimmen is. Dat kan in minder dan twee uur, maar omdat het een populaire bestemming is en het onder dagjesmensen (veelal zonder Alpine uitrusting) een populaire bestemming is, haal je dat tempo niet. Op zich niet erg, want we hebben de tijd en het uitzicht op de Hochfeiler was geweldig.
Als je op enig moment een achttien jarige jongvolwassene in de lucht ziet springen en vraagt wat er aan de hand is kom je dit lieveheersbeestje tegen. Tja, zelfs in het Wierdenseveen en de Sallandse heuvelrug leven ze, maar ik ben ze nog nooit tegen gekomen.
Een van de andere doelen die ikzelf had was om de bijna drieduizend meter hoge Ahornspitze te beklimmen. Dat kan vrij gemakkelijk vanuit Mayerhofen, maar omdat in de namiddag onweer voorspeld werd, was dat een te groot risico, ergo we zijn naar de Edelhutte gelopen en vandaar uit weer gemoedelijk terug. Het onweer kwam vroeger dan verwacht, dus het was maar goed dat ik de Ahornspitze links heb laten liggen; die bergen die blijven wel.
Na een weekje zat onze tijd in het Zillertal erop en reden we kort na het ontbijt door naar Heiligenblut in Karinthië. Heiligenblut is het eerste dorp dat je tegenkomt als je aan de zuidzijde van de Grossglockner Hochalpenstrasse afdaalt. Net als bij de vorige vakantie hebben we een abonnement van drie weken voor de Grossglockner Hochalpenstrasse gekocht. De meerkosten daarvan heb je er na twee keer al uit en met kenteken herkenning kun je elke keer gewoon doorrijden. Het is dat ze dar geen aparte poort voor abonnement houders hebben, maar ja je kan niet alles hebben.
Het kan in ze zomer zomaar zijn dat je speelgoed van uiteenlopende aard tegenkomt. Het speeltje van de afgelopen week is toch wel de zwarte 507 die ons vanuit Heiligenblut tegemoet kwam rijden. Het lukte helaas net niet om daar een plaatje van de schieten. Maar een mooie E3 is toch ook niet te versmaden toch? Of wat te denken van deze M3 Competition ? Vergeleken met al die bombastische konijnenhokken (SuV’s) van tegenwoordig is dat ondanks die neus best een verademing. Moet eerlijk zeggen dat die neus ook wel went en eigenlijk zonder al die bling-bling van die konijnenhokken (X-poten) er niet eens zo slecht uitziet.
Maar terug naar de dagelijkse activiteiten. Een andere no-brainer in Karinthië is de aanschaf van de z.g. Karnten Card. Voor de Grossglockner Hochalpenstrasse heb je er niet veel aan, maar als je wilt zwemmen, een museum of tentoonstelling bezoeken of ergens met de kabelbaan omhoog wil heb je de aanschaf kosten er al na een paar keer uit. Ook heb je gratis toegang tot de Nockalmstrasse, al ligt deze net te ver van Heiligenblut.
Ook in Karinthië hebben we veel gewandeld en geklommen, waaronder de 3250 meter hoge Ankogel bij Mallnitz.
Omdat ik met Wouter was vond ik het op de kleine Ankogel wel genoeg omdat voor de laatste 150 meter kletterervaring een vereiste is en Wouter deze nog niet heeft opgedaan. Voor een eerste keer is het laatste stukje naar de hoge Ankogel net iets teveel van het goede omdat de topgraat vrij luchtig is. Maar de kleine Ankogel is met 3100 meter ook niet te versmaden omdat om daar te komen wel de restanten van een gletsjer gepasseerd moet worden voordat je bij de steile flanken van de Ankogel zelf komt en die pak je wel even mooi mee..
Annie en Thomas hadden die dag een ander plan, dus zij reden door naar het wat verder op gelegen Spittal. Afstanden zijn in Karinthië veel minder een probleem, je rijdt er voor je plezier. Maar dan moet er wel op tijd getankt worden en eenmaal terug in Mallnitz bleek dat ze mij met een resterend actieradius van net geen zestig kilometer hadden opgescheept. Dat gaven ze ook netjes aan, maar dat is wel een uitdaging als je terug naar Heiligenblut moet rijden. Dat red je (bergop) gewoon niet, dus ook hier kregen we een uitdaging omdat in het eerste de beste dorp (Mallnitz) geen benzine pomp te vinden is en het tweede dorp (Obervellach) alleen maar een witte pomp die alleen maar Super E5 aanbiedt. Gezien de problemen met normale E5 die Jeroen i.c.m. de E46 van Tamara ervaarde ben ik blij dat ik niet aan de druk van mijn gezinsleden heb toegegeven om in Obervellach ook maar een kleine hoeveelheid normale E5 te tanken, ergo ik liet die ondanks de heftige protesten van mijn gezinsleden links liggen en koos ervoor om naar het eerstvolgende fatsoenlijke tankstation van Eni even voor Winklern door te rijden. Aldaar bleek dat op net geen vier liter, de tank leeg was! Niets te vroeg dus en essentieel voor de laatste dag.
De laatste dag was het echt Kaiserwetter en een mooie gelegenheid om met zijn vieren naar de Salmhutte te wandelen. De Salmhutte dateert al van begin 19e eeuw en is de eerste tussenstop op weg naar de Grossglockner. Desalniettemin geldt de tocht naar de Salmhutte als een op zich zelf staande tocht die bij het Glocknerhaus vlak voor de Frans Jozefshohe begint. Daarvoor kwam al die verse peut goed van pas omdat we daarvoor eerst omhoog moesten rijden wat met een koude motor ondanks het korte stukje wel wat meer dan vier liter kost. Na een vijftien kilometer parkeerden we de E39 brutaal bij het Glocknerhaus en begonnen aan de bijna negen kilometer lange tocht. Deze begint met een snelle afdaling naar het honderdvijftig meter lager gelegen stuwmeer dat door het smeltwater van de behoorlijk gekrompen Pasterze gletsjer gevoed wordt. Daarna volgt een steile klim om de eerste zeshonderd meter te overwinnen.
Na nog een korte klim en een wat technisch stukje kwamen we in wat makkelijker terrein waarin we geleidelijk aan de laatste tweehonderd hoogte meters naar de eindbestemming van de dag overwonnen. Overigens, met de auto kom je hier niet!
Als je weet waar je op moet letten kom je zelfs Edelweisjes tegen.
Uitzicht op de Grossglockner met op 3450 meter hoogte de Aartshertog Johan hut.Daarvoor moet je nog een paar uur verder lopen.
Maar na ruim twee weken was het op maandag 15 augustus uit met de pret en werd het tijd om weer terug naar huis te rijden. Toevallig kozen we daar een feestdag voor waardoor Beieren bijna van vrachtverkeer was gevrijwaard. Wel zo prettig, maar eenmaal dichter naar Nederland veranderde dat beeld en ging ik me meer en meer aan die Brummi's die om willekeurig welke reden op de linkerbaan moesten gaan rijden ergeren. Dat kost ze veel tijd waardoor het tempo op de linkerbaan stokt en dat leidt dan weer tot vele ergernissen, niet alleen bij mij maar vooral bij locals die dan elk gat op de rechterbaan gebruiken om een paar plekjes te winnen zodat ze de eerste de beste vrije ruimte optimaal kunnen benutten.
Al met al heeft de E39 het weer prima gedaan. Het olieverbruik gedurende de tweede helft van de vakantie was precies hetzelfde als gedurende de eerste helft van de vakantie, dus dat is prima. En eenmaal terug in Nederland doofde het EML lampje weer -> verbazingwekkend. De enige correlatie die ik kan bedenken is de dichtheid van de lucht. Ik zal daarom eerst het storingsgeheugen uit laten lezen voordat ik de beslissing neem of de Lambda-sensoren al dan niet vervangen gaan worden.