Fotocursus
Posted: Tue Nov 04, 2014 8:11 pm
Toch maar even een apart topic gestart zodat we een apart draadje hebben over foto-apparatuur en hier dan meer een fotocursus. Een basis -een aantal termen en een stukje techniek- is helaas wel even nodig. Maar als je dat onder de knie hebt kun je situaties al heel snel doorgronden, en na het eerste stukje (in dit bericht) wordt het alleen nog maar makkelijker. Even doorbijten dus!
Onderwerpen van de fotocursus:
√ 1. Iso
√ 2. Belichten
√ 3. Sluitertijd
√ 4. Diafragma
√ 5. Belichtingsprogramma's van de camera
- 6. Een mooie foto 'zien': compositie en omgeving, storende elementen in beeld versus juist gewenste verstoringen in beeld, onderwerp isoleren, vakantiefoto's, mensen op de foto, ...
- 7. Onderbelicht en overbelicht, spelen met licht
- 8. Bijzondere situaties zoals beweging, tegenlicht, ...
- 9. Het gebruik van filters
Andere suggesties of wensen?
1. ISO
Om een foto te maken moet je iets belichten. Vroeger was dat lichtgevoelige film, tegenwoordig een sensor. In beide gevallen is er een soort optimale manier van belichten, die leidt tot een mooie foto: goed van kwaliteit, niet te licht, niet te donker.
ISO staat voor de mate van lichtgevoeligheid, hoeveel licht is er nodig voor een goede foto. Uiteraard heb je een instelling met de beste kwaliteit (ISO 100 à 200 op digi camera's). Kom je dan in een situatie (bijv in de schemering) licht tekort dan kun je deze kunstmatig opkrikken, naar ISO 400, 800 of nog hoger. Maar: hoe verder/hoger je de lichtgevoeligheid opkrikt, hoe meer kwaliteit je verliest. Dat uit zich in onscherpte, beeldruis, korreligheid waarmee je dus minder snel een foto wat kunt uitvergroten met behoud van een fatsoenlijke kwaliteit. Het gaat dus om het vinden van een balans. Uitgangspunt zal zijn om altijd te werken met een zo laag mogelijke ISO waarde, maar kom je licht tekort om een bewegingsvrije foto te maken dan zul je deze moeten opschroeven.
Deze waarde heb ik zelf echt nooit op Auto staan. Soms heb je weinig licht maar wil je toch een zo goed mogelijke foto. Wat voor mogelijkheden heb je dan? (1) Zelf laat ik de ISO het liefst laag staan voor een optimale kwaliteit en dan gebruik ik wel een statief of een tafel om de camera op te leggen. Aan de andere kant heb je soms een sfeervolle situatie in een matig verlicht restaurant. Zet je de flitser erbij (optie 2) aan dan is het sfeervolle gelijk weg (door de overvloed aan licht van de flitser), statief heb je vast ook niet mee, dus dan kies je er juist voor om (3) de ISO waarde hoger te zetten en de sfeer van de situatie te behouden. De ingebouwde flitser heeft sowieso maar een bereik van een paar meter dus wil je een mooie landschapsfoto bij schemering maken dan heeft die flitser ook geen zin, die verlicht alleen de voorgrond. Dus flitser uit laten, iso wat omhoog en schieten maar.
Voorbeeldjes:
A. Met flitser en lage ISO waarde. Door de lage iso waarde heb je veel licht nodig. De ingebouwde flitser heeft maar een beperkt bereik, dat stukje is verlicht maar wat verder weg ligt is ook gelijk stikdonker:

B. Zonder flitser en lage ISO waarde: het plaatje is dan vrij donker, maar de sfeer blijft behouden en je ziet 't vuurwerk tenminste

C. Nu met hoge ISO waarde (ISO 1600) heb je ineens licht zat, er hoeft niet eens geflitst te worden zodat de sfeer behouden blijft. Wel zie je de foto al korreliger worden.

2. Belichten
Maar even terug naar de basis: een foto maken is dus iets belichten, in het digitale tijdperk een sensor. Belichten regel je naast de lichtgevoeligheid op twee manieren:
1. hoe lang je belicht: de sluitertijd, die regelt tevens hoeveel beweging je bevriest. Met een langzame sluitertijd is dat maar beperkt, met een snelle sluitertijd bevries je elke beweging, dat kan handig zijn bij snel bewegende onderwerpen.
2. hoeveel licht je doorlaat: het diafragma. Behalve licht regelen doet het diafragma nog iets, namelijk bepalen hoeveel scherpte er in de foto zit van voor tot achter, de zogenaamde scherptediepte. Een groot diafragmagetal (F22 bijv) betekent een kleine diafragma opening en veel scherptediepte, maar je draait dus wel de lichtkraan dicht. Andersom geeft een klein diafragmagetal meer licht, maar minder scherptediepte.
Zie hieronder: in dit voorbeeld staat bij F1.4 het diafragma helemaal open, je ziet de lamellen van het diafragma niet eens meer. Er wordt maximaal licht doorgelaten. Daarbij is de scherptediepte minimaal. Andere uiterste: bij F16 staat het diafragma vrijwel helemaal dicht. Weinig licht, maar wel veel scherptediepte dus.

Voorbeeld veel scherptediepte (links) en weinig scherptediepte (rechts)

De combinatie van die twee bepaalt het plaatje, als fotograaf moet je afwegen hoeveel snelheid je wilt/moet bevriezen, en hoeveel scherptediepte je wilt.
Voorbeeldjes:
- Wil je iets meer licht doorlaten (diafragma open voor minder scherptediepte) krijg je een overbelichte foto, dus moet je dan iets korter belichten (kortere sluitertijd).
- Wil je iets langer belichten om bijv beweging in een foto te krijgen dan zet je de sluitertijd dus langzamer, maar daarmee krijg je meer licht binnen. Ter compensatie zul je de opening of het diafragma iets dicht moeten draaien. Gevolg: ook meer scherptediepte.
Gelukkig beschikt elke camera over een aantal programma's om dit voor je te regelen. Dat kan geheel automatisch, maar dan heb je ook geen invloed op het resultaat. Of halfautomatisch: jij kiest bijv de sluitertijd en de camera zoekt het juiste diafragma er steeds bij. Daarmee heb je veel meer invloed, maar kun je toch snel werken.
Nu hebben we de basis voor sluitertijd en diafragma, als dat helder is gaan we dat nu iets verder uitdiepen:
3. Sluitertijd
Hoe kort ga je een plaatje nemen, bij een fotocamera doorgaans heel kort. Je camera geeft bijv weer 60, 125 of 250. Dat is 1/60e, 1/125e of 1/250e van een seconde. Een paar stelregels:
- de meeste consumentencamera's maken gebruik van een wat kleinere sensor die zorgt voor een verlengingsfactor. Het gaat onnodig ver om hierop in te gaan, je moet alleen rekening houden dat als je lens op 100mm staat, je werkelijk gebruik maakt van een brandpuntsafstand die een factor 1.5-1.6 is. Dus 100mm op je lens is in wezen 150mm. Waarom is dat belangrijk: de basisregel is dat je brandpuntsafstand ook je minimum sluitertijd is als je uit de hand fotografeert. Vanwege deze verlengings- of crop factor rond je daarom naar boven af. Fotografeer je op 200mm, neem dan een sluitertijd van minimaal 1/250e seconde of sneller (1/500, 1/1000)
- dus: de basisregel is dat je brandpuntsafstand ook je minimum sluitertijd is als je uit de hand fotografeert (200mm is minimaal 1/200e sec sluitertijd)
- absolute minimum sluitertijd uit de hand is eigenlijk altijd 1/60e sec dus lager ga je doorgaans niet
- bij sneller bewegende objecten zul je wellicht de sluitertijd sneller moeten zetten wil je een scherpe foto houden
Hoe hoger je je sluitertijd zet, hoe korter er dus belicht wordt, wil je dan genoeg licht op de sensor krijgen heb je steeds meer licht nodig. Op een zonnige dag is een tijd van 1/1000e prima te doen, maar bij schemering kom je dan licht tekort. Actiefoto's bij schemering vragen dus om een hogere ISO waarde, vandaar dat dat een samenspel is. Helaas, want ook het diafragma speelt daar nog eens in mee!
Laatste punt hiermee: als je dus een foto maakt op een statief, heb je geen bewegingsonscherpte van je eigen 'trillende' handen. Dan kun je een veel langere sluitertijd gebruiken. Handig voor landschappen, maar met bewegende mensen zullen deze onscherp op de foto komen omdat mensen toch altijd bewegen, zie bijv hier (excuses voor de lelijke figuranten)

Nu heb je tegenwoordig optical stabilizers of vibration reduction systemen. Dat stabiliseert het plaatje waardoor je met wat langere sluitertijden kunt fotograferen. Een landschap kun je dan nog scherp fotograferen als je langer gaat, bijv van 1/60 naar 1/30 naar 1/15 (2x halveren of verdubbelen wordt ook wel twee stops genoemd). Dan kun je dus ineens wel met een langere sluitertijd fotograferen. Mooi, maar met mensen op de foto vaak weer zinloos omdat die toch bewegen...
4. Diafragma
Ook wel lensopening. Heeft alles te maken met scherptediepte: je stelt ergens op scherp, en hoe ver is het dan scherp (voor en achter het onderwerp waarop je scherpgesteld hebt). Ik stel scherp op de voorruit van een auto, en wil dat die auto dan van voorbumper tot achterbumper scherp is. Dat is dus de gewenste scherptediepte waar ik op wil letten. Daarom stel ik ook scherp op een onderwerp halverwege, dan heb ik scherptediepte naar voren en naar achteren. Stel ik scherp op de voorbumper heb ik veel meer scherptediepte nodig om helemaal tot achteraan scherp te zijn. Kun je 't nog volgen?
Verdere basis: hoe meer groothoek, hoe meer scherptediepte, dat zit 'm in de optische eigenschappen. Met 18mm heb je al gauw dat alles van 2 meter tot in de verte scherp is, met 300mm scherpstellen op de ogen van onderstaande vos (mooi model was dat toch) levert maar heel weinig scherptediepte met als gevolg dat het puntje van z'n neus en z'n rechter oor (kijkers links) al onscherp zijn. Kun je 't zien?

Ook hierop kun je invloed uitoefenen, namelijk met het diafragma (f-getal). Zet je het diafragma ver open (een laag f-getal, bijv 2.8 of 4), dan heb je weinig scherptediepte, bij een kleine diafragmaopening (hoog f-getal, bijv 22) heb je veel meer scherptediepte. Wil je alleen een logo op een motorkap scherp dan kies je het laagste getal, wil je meer diepte dan kies je een hoger getal.
Bleef het daar maar bij! Want: wil je veel scherptediepte kies je dus een hoog getal, maar dat is dus een kleine opening. Gevolg: er blijft minder licht over, dus je zult met je sluitertijd langzamer moeten. Of met je ISO waarde omhoog. Vandaar die balans tussen die drie, en vandaar dat het 't prettigst fotografeert overdag op een zonnige dag, dan heb je 't meeste licht en dus de meeste keuzemogelijkheden.
Hoe je die balans vindt, dat ligt aan de situatie! Wil je snelle actie bevriezen, of wil je veel scherptediepte? In huis-tuin-keuken situaties is een sluitertijd van 1/60e of 1/125e al zat om een scherpe foto te maken en dan heb je evengoed nog een leuke scherptediepte. Dat is vaak ook wat de Auto- of Programmastand van je camera kiest. En daarmee komen we bij:
5. Belichtingsprogramma's van de camera
Als beginner is de stand Auto -die je op elke camera wel vindt- erg handig, alles wordt voor je geregeld volgens een opzet die voor 90% van de huis-tuin-keuken plaatjes prima voldoet, maar je hebt er geen invloed op. Daarbij wordt de flitser automatisch aangezet als de camera vindt dat het te donker wordt. In P heb je vaak al iets meer invloed en kun je zelf bijv bepalen of de flitser automatisch aan gaat en of ISO waarde automatisch mee variëert of niet. Maar wil je meer invloed, dan zul je naar een andere instelling moeten, sluitertijd- of diafragmavoorkeuze. Die eerste gebruik ik zelf vrijwel altijd: ik stel zelf de sluitertijd in die ik wil voor een situatie en de camera zoekt daar dan een diafragma bij. Is er te weinig licht dan zijn mijn foto's wel onderbelicht (want ik heb tegen de camera gezegd welke sluitertijd hij MOET gebruiken) dus ik moet wel in de gaten houden wat er gebeurt. Dat geeft je camera altijd in de zoeker weer en kun je natuurlijk ook altijd in je scherm zien na het maken van een foto. Maar zo hou ik optimaal invloed op de balans tussen sluitertijd en diafragma.
Dan is er ook nog handinstelling (M van Manual). Die gebruik ik bijv in de autosport wel weer vaak. Als er een auto op je af komt rijden met z'n lichten aan, dan ziet de camera ineens veel licht en zal dus een snelle sluitertijd of een kleine diafragma opening kiezen om de hoeveelheid licht te dimmen. Alleen is dat vaak teveel, want die felle twee koplampen tov het totale plaatje verstoren de hele verhouding. Gevolg: een hele donkere foto. Ik stel in dat soort situaties sluitertijd (gewenste snelheid) en bijbehorend diafragma handmatig in op de baan voordat de auto komt, en dus zonder die koplampen. In de handmatige stand gaat de camera vervolgens niets meer verstellen. Dan is mijn plaatje in balans en verstoren die koplampen niet de belichting omdat dus de automaat van de camera uit staat:

Vaak zijn er ook nog wat specialistische programma's, bijv 'landschap' waarbij je wel geprogrammeerd werkt maar de camera de nadruk zal leggen op veel scherptediepte, of bijv 'sport' waarbij de camera juist een snellere sluitertijd de voorkeur zal geven.
Een heel verhaal alweer... hoor graag of dit een beetje duidelijk is! Schroom niet om vragen of opmerkingen te plaatsen voordat we weer een stapje verder gaan. Vragen over praktisch gebruik in bepaalde situaties? Stel ze maar!
Onderwerpen van de fotocursus:
√ 1. Iso
√ 2. Belichten
√ 3. Sluitertijd
√ 4. Diafragma
√ 5. Belichtingsprogramma's van de camera
- 6. Een mooie foto 'zien': compositie en omgeving, storende elementen in beeld versus juist gewenste verstoringen in beeld, onderwerp isoleren, vakantiefoto's, mensen op de foto, ...
- 7. Onderbelicht en overbelicht, spelen met licht
- 8. Bijzondere situaties zoals beweging, tegenlicht, ...
- 9. Het gebruik van filters
Andere suggesties of wensen?
1. ISO
Om een foto te maken moet je iets belichten. Vroeger was dat lichtgevoelige film, tegenwoordig een sensor. In beide gevallen is er een soort optimale manier van belichten, die leidt tot een mooie foto: goed van kwaliteit, niet te licht, niet te donker.
ISO staat voor de mate van lichtgevoeligheid, hoeveel licht is er nodig voor een goede foto. Uiteraard heb je een instelling met de beste kwaliteit (ISO 100 à 200 op digi camera's). Kom je dan in een situatie (bijv in de schemering) licht tekort dan kun je deze kunstmatig opkrikken, naar ISO 400, 800 of nog hoger. Maar: hoe verder/hoger je de lichtgevoeligheid opkrikt, hoe meer kwaliteit je verliest. Dat uit zich in onscherpte, beeldruis, korreligheid waarmee je dus minder snel een foto wat kunt uitvergroten met behoud van een fatsoenlijke kwaliteit. Het gaat dus om het vinden van een balans. Uitgangspunt zal zijn om altijd te werken met een zo laag mogelijke ISO waarde, maar kom je licht tekort om een bewegingsvrije foto te maken dan zul je deze moeten opschroeven.
Deze waarde heb ik zelf echt nooit op Auto staan. Soms heb je weinig licht maar wil je toch een zo goed mogelijke foto. Wat voor mogelijkheden heb je dan? (1) Zelf laat ik de ISO het liefst laag staan voor een optimale kwaliteit en dan gebruik ik wel een statief of een tafel om de camera op te leggen. Aan de andere kant heb je soms een sfeervolle situatie in een matig verlicht restaurant. Zet je de flitser erbij (optie 2) aan dan is het sfeervolle gelijk weg (door de overvloed aan licht van de flitser), statief heb je vast ook niet mee, dus dan kies je er juist voor om (3) de ISO waarde hoger te zetten en de sfeer van de situatie te behouden. De ingebouwde flitser heeft sowieso maar een bereik van een paar meter dus wil je een mooie landschapsfoto bij schemering maken dan heeft die flitser ook geen zin, die verlicht alleen de voorgrond. Dus flitser uit laten, iso wat omhoog en schieten maar.
Voorbeeldjes:
A. Met flitser en lage ISO waarde. Door de lage iso waarde heb je veel licht nodig. De ingebouwde flitser heeft maar een beperkt bereik, dat stukje is verlicht maar wat verder weg ligt is ook gelijk stikdonker:

B. Zonder flitser en lage ISO waarde: het plaatje is dan vrij donker, maar de sfeer blijft behouden en je ziet 't vuurwerk tenminste

C. Nu met hoge ISO waarde (ISO 1600) heb je ineens licht zat, er hoeft niet eens geflitst te worden zodat de sfeer behouden blijft. Wel zie je de foto al korreliger worden.

2. Belichten
Maar even terug naar de basis: een foto maken is dus iets belichten, in het digitale tijdperk een sensor. Belichten regel je naast de lichtgevoeligheid op twee manieren:
1. hoe lang je belicht: de sluitertijd, die regelt tevens hoeveel beweging je bevriest. Met een langzame sluitertijd is dat maar beperkt, met een snelle sluitertijd bevries je elke beweging, dat kan handig zijn bij snel bewegende onderwerpen.
2. hoeveel licht je doorlaat: het diafragma. Behalve licht regelen doet het diafragma nog iets, namelijk bepalen hoeveel scherpte er in de foto zit van voor tot achter, de zogenaamde scherptediepte. Een groot diafragmagetal (F22 bijv) betekent een kleine diafragma opening en veel scherptediepte, maar je draait dus wel de lichtkraan dicht. Andersom geeft een klein diafragmagetal meer licht, maar minder scherptediepte.
Zie hieronder: in dit voorbeeld staat bij F1.4 het diafragma helemaal open, je ziet de lamellen van het diafragma niet eens meer. Er wordt maximaal licht doorgelaten. Daarbij is de scherptediepte minimaal. Andere uiterste: bij F16 staat het diafragma vrijwel helemaal dicht. Weinig licht, maar wel veel scherptediepte dus.

Voorbeeld veel scherptediepte (links) en weinig scherptediepte (rechts)

De combinatie van die twee bepaalt het plaatje, als fotograaf moet je afwegen hoeveel snelheid je wilt/moet bevriezen, en hoeveel scherptediepte je wilt.
Voorbeeldjes:
- Wil je iets meer licht doorlaten (diafragma open voor minder scherptediepte) krijg je een overbelichte foto, dus moet je dan iets korter belichten (kortere sluitertijd).
- Wil je iets langer belichten om bijv beweging in een foto te krijgen dan zet je de sluitertijd dus langzamer, maar daarmee krijg je meer licht binnen. Ter compensatie zul je de opening of het diafragma iets dicht moeten draaien. Gevolg: ook meer scherptediepte.
Gelukkig beschikt elke camera over een aantal programma's om dit voor je te regelen. Dat kan geheel automatisch, maar dan heb je ook geen invloed op het resultaat. Of halfautomatisch: jij kiest bijv de sluitertijd en de camera zoekt het juiste diafragma er steeds bij. Daarmee heb je veel meer invloed, maar kun je toch snel werken.
Nu hebben we de basis voor sluitertijd en diafragma, als dat helder is gaan we dat nu iets verder uitdiepen:
3. Sluitertijd
Hoe kort ga je een plaatje nemen, bij een fotocamera doorgaans heel kort. Je camera geeft bijv weer 60, 125 of 250. Dat is 1/60e, 1/125e of 1/250e van een seconde. Een paar stelregels:
- de meeste consumentencamera's maken gebruik van een wat kleinere sensor die zorgt voor een verlengingsfactor. Het gaat onnodig ver om hierop in te gaan, je moet alleen rekening houden dat als je lens op 100mm staat, je werkelijk gebruik maakt van een brandpuntsafstand die een factor 1.5-1.6 is. Dus 100mm op je lens is in wezen 150mm. Waarom is dat belangrijk: de basisregel is dat je brandpuntsafstand ook je minimum sluitertijd is als je uit de hand fotografeert. Vanwege deze verlengings- of crop factor rond je daarom naar boven af. Fotografeer je op 200mm, neem dan een sluitertijd van minimaal 1/250e seconde of sneller (1/500, 1/1000)
- dus: de basisregel is dat je brandpuntsafstand ook je minimum sluitertijd is als je uit de hand fotografeert (200mm is minimaal 1/200e sec sluitertijd)
- absolute minimum sluitertijd uit de hand is eigenlijk altijd 1/60e sec dus lager ga je doorgaans niet
- bij sneller bewegende objecten zul je wellicht de sluitertijd sneller moeten zetten wil je een scherpe foto houden
Hoe hoger je je sluitertijd zet, hoe korter er dus belicht wordt, wil je dan genoeg licht op de sensor krijgen heb je steeds meer licht nodig. Op een zonnige dag is een tijd van 1/1000e prima te doen, maar bij schemering kom je dan licht tekort. Actiefoto's bij schemering vragen dus om een hogere ISO waarde, vandaar dat dat een samenspel is. Helaas, want ook het diafragma speelt daar nog eens in mee!
Laatste punt hiermee: als je dus een foto maakt op een statief, heb je geen bewegingsonscherpte van je eigen 'trillende' handen. Dan kun je een veel langere sluitertijd gebruiken. Handig voor landschappen, maar met bewegende mensen zullen deze onscherp op de foto komen omdat mensen toch altijd bewegen, zie bijv hier (excuses voor de lelijke figuranten)

Nu heb je tegenwoordig optical stabilizers of vibration reduction systemen. Dat stabiliseert het plaatje waardoor je met wat langere sluitertijden kunt fotograferen. Een landschap kun je dan nog scherp fotograferen als je langer gaat, bijv van 1/60 naar 1/30 naar 1/15 (2x halveren of verdubbelen wordt ook wel twee stops genoemd). Dan kun je dus ineens wel met een langere sluitertijd fotograferen. Mooi, maar met mensen op de foto vaak weer zinloos omdat die toch bewegen...
4. Diafragma
Ook wel lensopening. Heeft alles te maken met scherptediepte: je stelt ergens op scherp, en hoe ver is het dan scherp (voor en achter het onderwerp waarop je scherpgesteld hebt). Ik stel scherp op de voorruit van een auto, en wil dat die auto dan van voorbumper tot achterbumper scherp is. Dat is dus de gewenste scherptediepte waar ik op wil letten. Daarom stel ik ook scherp op een onderwerp halverwege, dan heb ik scherptediepte naar voren en naar achteren. Stel ik scherp op de voorbumper heb ik veel meer scherptediepte nodig om helemaal tot achteraan scherp te zijn. Kun je 't nog volgen?
Verdere basis: hoe meer groothoek, hoe meer scherptediepte, dat zit 'm in de optische eigenschappen. Met 18mm heb je al gauw dat alles van 2 meter tot in de verte scherp is, met 300mm scherpstellen op de ogen van onderstaande vos (mooi model was dat toch) levert maar heel weinig scherptediepte met als gevolg dat het puntje van z'n neus en z'n rechter oor (kijkers links) al onscherp zijn. Kun je 't zien?

Ook hierop kun je invloed uitoefenen, namelijk met het diafragma (f-getal). Zet je het diafragma ver open (een laag f-getal, bijv 2.8 of 4), dan heb je weinig scherptediepte, bij een kleine diafragmaopening (hoog f-getal, bijv 22) heb je veel meer scherptediepte. Wil je alleen een logo op een motorkap scherp dan kies je het laagste getal, wil je meer diepte dan kies je een hoger getal.
Bleef het daar maar bij! Want: wil je veel scherptediepte kies je dus een hoog getal, maar dat is dus een kleine opening. Gevolg: er blijft minder licht over, dus je zult met je sluitertijd langzamer moeten. Of met je ISO waarde omhoog. Vandaar die balans tussen die drie, en vandaar dat het 't prettigst fotografeert overdag op een zonnige dag, dan heb je 't meeste licht en dus de meeste keuzemogelijkheden.
Hoe je die balans vindt, dat ligt aan de situatie! Wil je snelle actie bevriezen, of wil je veel scherptediepte? In huis-tuin-keuken situaties is een sluitertijd van 1/60e of 1/125e al zat om een scherpe foto te maken en dan heb je evengoed nog een leuke scherptediepte. Dat is vaak ook wat de Auto- of Programmastand van je camera kiest. En daarmee komen we bij:
5. Belichtingsprogramma's van de camera
Als beginner is de stand Auto -die je op elke camera wel vindt- erg handig, alles wordt voor je geregeld volgens een opzet die voor 90% van de huis-tuin-keuken plaatjes prima voldoet, maar je hebt er geen invloed op. Daarbij wordt de flitser automatisch aangezet als de camera vindt dat het te donker wordt. In P heb je vaak al iets meer invloed en kun je zelf bijv bepalen of de flitser automatisch aan gaat en of ISO waarde automatisch mee variëert of niet. Maar wil je meer invloed, dan zul je naar een andere instelling moeten, sluitertijd- of diafragmavoorkeuze. Die eerste gebruik ik zelf vrijwel altijd: ik stel zelf de sluitertijd in die ik wil voor een situatie en de camera zoekt daar dan een diafragma bij. Is er te weinig licht dan zijn mijn foto's wel onderbelicht (want ik heb tegen de camera gezegd welke sluitertijd hij MOET gebruiken) dus ik moet wel in de gaten houden wat er gebeurt. Dat geeft je camera altijd in de zoeker weer en kun je natuurlijk ook altijd in je scherm zien na het maken van een foto. Maar zo hou ik optimaal invloed op de balans tussen sluitertijd en diafragma.
Dan is er ook nog handinstelling (M van Manual). Die gebruik ik bijv in de autosport wel weer vaak. Als er een auto op je af komt rijden met z'n lichten aan, dan ziet de camera ineens veel licht en zal dus een snelle sluitertijd of een kleine diafragma opening kiezen om de hoeveelheid licht te dimmen. Alleen is dat vaak teveel, want die felle twee koplampen tov het totale plaatje verstoren de hele verhouding. Gevolg: een hele donkere foto. Ik stel in dat soort situaties sluitertijd (gewenste snelheid) en bijbehorend diafragma handmatig in op de baan voordat de auto komt, en dus zonder die koplampen. In de handmatige stand gaat de camera vervolgens niets meer verstellen. Dan is mijn plaatje in balans en verstoren die koplampen niet de belichting omdat dus de automaat van de camera uit staat:

Vaak zijn er ook nog wat specialistische programma's, bijv 'landschap' waarbij je wel geprogrammeerd werkt maar de camera de nadruk zal leggen op veel scherptediepte, of bijv 'sport' waarbij de camera juist een snellere sluitertijd de voorkeur zal geven.
Een heel verhaal alweer... hoor graag of dit een beetje duidelijk is! Schroom niet om vragen of opmerkingen te plaatsen voordat we weer een stapje verder gaan. Vragen over praktisch gebruik in bepaalde situaties? Stel ze maar!